Hoofdstuk 24
“Ik denk dat ik het stamhoofd zie.”
“Zeg dat ze weggaat. Ze leidt Will Tura af.”
“Ze luistert nooit naar wat ik zeg.”
“Doe haar luisteren.”
“Ok. Neem jij de hond even.”
Verbiest loopt met getrokken pistool op de anorectische vrouw af. Met een korte handbeweging maakt hij duidelijk dat ze op moet krassen.
De vrouw briest. Ze klauwt naar hem.
“Opzouten, kutwijf.”
Hij toont haar het pistool.
“Je weet toch wat dit doet, he. Pang-Pang. Jaja, Pang-Pang, kutwijf. Stamhoofd of geit, Pang-Pang maakt geen onderscheid.”
Het stamhoofd lijkt te luisteren. Ze gaat met kleine stapje achteruit, maar dan springt ze plots op de revolver af. Verbiest voelt hoe haar nagels in het vel van zijn hand snijden. Als messen.
“Auw! Godverdomme.”
Hij schreeuwt het uit, maar Anorexia geeft niet af. Ze is veel sterker dan ze eruit ziet. Pezig. Hij voelt haar lichaam tegen het zijne. Ze stinkt even erg als haar mannelijke onderdanen. Dan voelt Verbiest haar tanden in zijn pols. Ze bijt door tot op het bot.
“Godverdomme!”
Hij schreeuwt het uit van de pijn en met die extra adrenaline-opstoot geeft hij haar een gigantische vuist tegen haar hoofd. Ze valt. Als in een droom ziet hij zichzelf de revolver richten. Hij voelt hoe zijn vinger de trekker over haalt en ziet de kogel zich in slow motion door haar hoofd boren. Bloed spat overal. Verbiest voelt de spetters op zijn gezicht.
“Verbiest! Godverdomme, Verbiest”, keelt Hammond, “Wat heb je gedaan. Via hun stamhoofd hadden we nog enige controle over hen. Ze was de enige link die we hadden.”
“Ze was gestoord.”
“Ze zijn allemaal gestooord, Verbiest. Ze neuken met lijken. Ze leven als kannibalen. Ze zijn opgewekt uit restjes DNA van hun al even gestoorde voorouders. Dit is fucking Heverleebos, wat verwacht je.”
“Shit, Hammond. Ze beet mij. Wie weet wat voor ziektes ze had.”
“Djeezes. Verbiest. Je weet welke ziektes ze hadden. Je hebt hun bloed even vaak onderzocht als ik. Je hand moet eraf.”
“Nooit.”
“We hebben geen keuze. En we moeten snel zijn. Ze komen op de geur van bloed af. En als ze zien wat je met hun leidster gedaan hebt, zullen ze wraak willen nemen.”
“Ik schiet ze allemaal door hun kop.”
“Bakkes toe, Verbiest. Dit is mijn levenswerk. Ik laat je dat niet stuk maken. Iedereen kan dieren klonen. Ik heb oermensen gekloond! “
“Gedegenereerde oermensen, Hammond. Bloeddorstige monsters.”
“Nog even en we kunnen in dit bos een historisch Safari-park openen, waar de inwoners van de nabije dorpen hun voorouders kunnen komen bezichtigen.”
“En voederen”, lacht Verbiest schamper, “Cannibal Park.”.
Hij steekt zijn gewonde hand uit naar Hammond.
“Ik zal zorgen dat het zo snel mogelijk gaat.”
Dan klieft de machete door Verbiests onderarm. De hand valt op de grond.
“Zie dat Will Tura er niet van eet”, commandeert Hammond,” En dan voortkomen.”