Wanneer we zat genoeg waren, durfde hij soms wel eens kleine performance geven op zijn synthesizertje. Het was zo’n ding dat je voor 20 euro koopt bij Blokker, alleen: toen spraken we noog niet over euro’s en Blokker had nog de naam een keten te zijn van Hollanders die nog nooit hadden gehoord over een ondernemingsraad of een syndicale delegatie. Ik weet niet of het nu anders is, alleen dat het toen zo was. Ik volg die dingen niet. En Maurice (of hoe zijn naam ook was) ook niet. Hij was dik vanachter in de zestig en zoop dat het geen naam had. En: hij kon niet spelen ook.
“Kent ge iets van de Sisters, Maurice“, vroeg ik hem zonder te verbergen dat ik een stuk in mijn voeten had.
En pansj lachtte dan, omdat hij wist dat Maurice nog nooit van de Sisters gehoord had. Of van Joy Division. Of Anne Clark. Of elke andere intellectuele new wave band die geen hoempapa op de setlist had staan. Want Maurice kende enkel hoempapa. En dan nog viel hij terug op de standaard voorgeprogrammeerde deuntjes van zijn keyboard.
Ik denk dat hij vroeger accordeon speelde en dat hij daar wel succes mee oogste in de kaffees rond de Oude Markt. Maar die tijd was voorbij. We hadden allemaal de Oude Markt geruild voor de Mechelsestraat. We roken het brouwproces van de Stella. We verbroederden met die zatte dakwerker die zelfs in de Blauwe Hoek niet meer mocht komen. We wouden wel graag iets maken van ons leven, maar we wisten niet wat. En we zagen de deadline dichterbij komen.
“Als ge niet stopt met zagen, pvc, dan peer ik op uw bakkes.”
“Kom, Maurice. Drinkt nog een pint en speelt nog een airke“, zeg ik, “Want ik heb geen goesting om te vechten. Ik ben zo niet, moet ge weten.”
Ik ben al redelijk beneveld, maar ondanks de grote hoeveelheeid alcohol die door mijn aderen stroomt, weet ik dat ik lieg. Dat ik wel zo ben. Dat ik zelfs graag elke gelegenheid aangrijp om te vechten. En dat het mij geen bal kan schelen wie er wint of verliest. Uiteindelijk verliezen we allemaal. Het is enkel een kwestie van tijd.
“Kent ge deze van Luc Steeno“, loeit Maurice enthousiast. De mensen in het kaffee joelen. We zingen mee. Het ergste kutlied dat ooit op elpee gezet is geweest. En we zingen het als ware het de Internationale. Niet uit respectt voor Maurice of de oorspronkelijke performers, maar uit wanhoop. Omdat de kroeg niet sluit zolang er ambiance is. Omdat de avond eindigt na het laatste rondje en we dan op het trottoir wellicht tegen mekaar staan roepen en tieren. Of zelfs op mekaars bakkes zullen slaan. Ge kent dat.
Het is lang geleden nu. En Maurice heeft zijn eigen doodgezopen. Hij ligt in Heverlee. Six feet under. Soms, als Pansj en ik nog een eens over vroeger praten, hebben we het over Maurice. Dat hij een goeie mens was die veel miserie had gekend. Hij had geen wijf en een triestig leven. En hij speelde accordeon.
Voor hij dat kutsynthesizerke had.
Geef een reactie